Afbeelding: Martien Bos
Hoe juridisch relevant is Peter R. de Vries?
Inleiding
Peter R. de Vries - wie kent hem niet? Is het niet om zijn eigen televisieprogramma, dan is het wel om zijn serieuze voorkomen en nasale stem, die overigens door zowel Kopspijkers als De TV Kantine zijn gepersifleerd. Door het opsporen van één van de ontvoerders van Freddy Heineken en zijn succesvolle bijdrage aan de Puttense moordzaak[1] is De Vries een gerespecteerd misdaadverslaggever. De zaken Holloway en Koos H. leverden hem laatste jaren veel publiciteit op, evenals zijn onderzoek naar Maria Mosterd, auteur van het boek Echte mannen eten geen kaas[2]. Maar hoe relevant zijn de onderzoeken van Peter R. naar deze zaken geweest op juridisch niveau? En neemt De Vries de regelgeving omtrent opsporing en strafrechtelijke vervolging wel in acht? Of weegt de uitingsvrijheid van een burger in de hoedanigheid van een misdaadverslaggever, niet zijnde een opsporingsambtenaar, in dit geval zwaarder?
In dit artikel wordt ingegaan op de relevantie van de onderzoeken van Peter R. de Vries naar Maria Mosterd en de zaak Holloway. Vervolgens zal het spanningsveld tussen de strafprocesrechtelijke regelgeving en de uitingsvrijheid duidelijk worden gemaakt aan de hand van de onderzoeken naar de zaken Koos H. en de ‘Hyves pedo’.
Maria Mosterd
Maria Mosterd werd in 2008 bekend bij het grote publiek met haar boek Echte mannen eten geen kaas. Hierin vertelt zij het autobiografische verhaal over haar jaren in de handen van een loverboy. Het boek wordt een bestseller. Iedereen is vol lof over het boek van Maria Mosterd en heeft met het meisje te doen. Twee jaar later komen echter de kritieken. Misdaadverslaggever Hendrik Jan Korterink bundelt zijn twijfels in een boek, genaamd Echte mannen eten wél kaas.[3] Ook Peter R. de Vries ruikt onraad en start een onderzoek naar de betrouwbaarheid van Maria Mosterd en het waarheidsgehalte van haar boek. Zo betwijfelt De Vries of de pooier van Maria, Manou - die destijds nog een tiener was, aan het hoofd kan staan van een internationaal crimineel netwerk. Ook vraagt Peter R. zich af hoe een meisje vier jaar lang kan spijbelen zonder dat iemand daar iets van merkt. Naar aanleiding van een ‘onthullende reportage’ is De Vries te gast bij De Wereld Draait Door. Wat Peter R. dwars zit is dat “de gehele Nederlands pers het verhaal van Maria als zoete koek heeft geslikt en nooit kritische vragen aan haar heeft gesteld”, zo vertelt hij tijdens het programma. Hierop stelt Matthijs van Nieuwkerk onze misdaadverslaggever zelf een kritische vraag: wat is de misdaad? Want daar mag je vanuit gaan bij iemand die zichzelf misdaadverslaggever noemt[4], niet waar? Menig Nederlander mag dan smullen van de broodjes aap van Peter R. de Vries - kritische vragen mogen en moeten worden gesteld.
Er dienen hier verschillende verhoudingen te worden onderscheiden.
1. Het doen overkomen van een verhaal als ware het echt gebeurd, terwijl dat niet (helemaal) zo is. Kan Maria Mosterd hier zelf aansprakelijk voor worden gehouden of is dat wellicht haar uitgever Van Gennep? Een dergelijke schakel kan verantwoordelijk worden gehouden voor uitingen van een auteur.[5] Deze misdaad zou haar grondslag kunnen vinden in art. 334 Sr (leugenachtige berichtgeving).
2. De strafrechtelijke aansprakelijkheid van Maria jegens haar pooier is weer een ander verhaal. Manou heeft aangifte gedaan tegen Maria van smaad en laster.[6] Of Maria hiervoor kan worden veroordeeld is afhankelijk van het waarheidsgehalte van haar boek. Als de jongen haar daadwerkelijk gedwongen heeft te werken als prostituee, beschuldigt Maria hem daar niet onterecht van. Tot op de dag van vandaag is de jongen echter nog niet veroordeeld. Sterker nog: Maria heeft nooit aangifte gedaan. Ook zou Manou, indien deze niet haar pooier was, zich kunnen beroepen op het recht op eerbiediging van privé-, familie- en gezinsleven ex. art. 8. EVRM, en daarmee het recht op eer en goede naam?[7]
3. Een belangrijkere vraag is of Peter R. ‘zo maar’ iemand mag beschuldigen van bovengenoemde strafbare feiten. En is dat dan ‘zo maar’ of is zijn kritiek gegrond? Hoe absoluut is de uitingsvrijheid van onze misdaadverslaggever? Of is Peter R. de Vries nu zelf strafrechtelijk te vervolgen?[8]
De zaak Holloway
Het onderzoek van Peter R. de Vries naar de betrokkenheid van Joran van der Sloot bij de zaak Holloway leverde de misdaadverslaggever een Emmy Award op. Maar zijn juristen er ook zo over te spreken? In aanloop van de uitzending was in de kranten te lezen dat ‘Peter R. de Vries de zaak Holloway had opgelost’. Joran van der Sloot zou er gloeiend bij zijn en alles zou duidelijk worden, aldus De Vries. Ook dit verhaal wordt weer geslikt als zoete koek. Peter R. presenteert de verhalen van Joran als waar. Opmerkelijk, aangezien Joran gedurende de opnames onder invloed lijkt te zijn van drugs. Om nog maar niet eens over de presumptio innocentiae[9] te beginnen. Maar al zouden we de uitingen van Joran geloven en deze meetellen als bewijs, dan nog zou hij vrijuit gaan. Natalie Holloway is dan immers ‘zelf’ doodgegaan, aangezien zij veel genotmiddelen tot zich had genomen en zonder Jorans toedoen later onwel is geworden en is overleden. Vervolgens zou iemand anders dan Joran haar in het water hebben gegooid en doen verdwijnen. Ik herhaal: waar zit de misdaad? Natuurlijk zal je, op grond van dit ‘bewijs’, Joran van der Sloot kunnen aanklagen wegens dood door schuld[10], doodslag[11] door een nalaten of medeplichtigheid aan het doen verdwijnen van een lijk[12], maar in ieder geval niet voor moord[13], zoals Peter R. de Vries beweert. Bij Jorans verhaal ontbreekt immers de voorbedachte rade.
Een andere aantekening die ik graag wil maken, is dat de verklaring van Joran - in het hypothetische geval dat die mocht meetellen als bewijs, Peter R. de Vries het beginsel unus testis nullus testis[14] vergeet, welke is vastgelegd in art. 342 lid 2 Sv. Jorans ‘bekentenis’ is namelijk de enige verklaring. Bovendien zou Peter R. gezien de Puttense moordzaak als geen ander moeten weten dat bekentenissen niet altijd waar zijn.[15]
Koos H.
Tegen de uitspraak van de rechtbank Amsterdam[16] in heeft Peter R. de Vries 11 april jl. opnames – die met een verborgen camera zijn gemaakt, van de tot levenslang veroordeelde kindermoordenaar Koos H. toch uitgezonden. Weliswaar was deze uitspraak vreemd, aangezien de rechtbank geen bezwaren zag de beelden openbaar te maken, nu vast staat dat Koos H. niet meer vrij komt en mogelijke herkenning in het openbare leven dus geen rol speelt, maar toch van mening was dat de beelden niet mochten worden uitgezonden. Niet zo slim van Peter R. de Vries. Rechters zijn daar niet blij mee. Wat ik me afvraag is waarom Peter R. de Vries de opnames wilde uitzenden en ook heeft uitgezonden. In zijn reportage ‘onthulde’ Peter R. onder andere dat Koos H. de moorden op drie meisjes bekende en er nog drie moordplannen gepland stonden, maar nooit ten uitvoer waren gebracht. Wat voor een bijdrage levert deze informatie aan het proces van een kindermoordenaar die al tot levenslang is veroordeeld? Mosterd na de maaltijd!
Overigens kan hier een vergelijking worden gemaakt met het Breekijzer-arrest.[17] en 3:296 BW, over de onrechtmatige daad respectievelijk rechtsvorderingen. Het verschil in casus is echter alleen dat benadeelde in de Breekijzer-zaak geen kindermoordenaar is en Koos H. wél. Dit zou er aan in de weg kunnen staan dat laatstgenoemde bescherming geniet op grond van art. 8 EVRM.[18] Het belang van de uitingsvrijheid van De Vries zou dan zwaarder wegen dan het belang van privacy van Koos H. Echter, is er nog een publiek belang voor vertoning van de beelden nu betrokkene reeds is veroordeeld? Hierin worden Storms als maker van het televisieprogramma Breekijzer beperkingen van de uitingsvrijheid opgelegd bij het bedrijven van zogenaamd ‘overvalsjournalistiek’. Deze beperkingen vinden hun wettelijke grondslag in artikel 6:162
Opmerkelijk blijft toch waarom Peter R., al zou Koos H. geen bescherming toekomen krachtens art. 8 EVRM, de beelden tegen een rechterlijke uitspraak in uitzendt, terwijl Koos H. al veroordeeld is tot levenslang. De oplossing is wellicht toch te vinden is dit Breekijzer-arrest. De Hoge Raad stelt hier namelijk dat dit programma “niet is gericht op het signaleren van misstanden of het voorlichten of waarschuwen van consumenten, maar enkel de aantrekkelijkheid voor het grote publiek van het programma beoogt te verhogen”. Hiermee zouden we de handelingen van Peter R. de Vries kunnen verklaren.
Hyves pedo
In een opname[19] van Peter R. de Vries is de gearrangeerde ontmoeting te zien tussen een twaalfjarige jongen en een ogenschijnlijke kinderpedofiel. In opdracht van Peter R. de Vries heeft het jongetje, Danilo, via Hyves deze afspraak gemaakt. Na wat gebabbel over een speeltje komt De Vries uit de bosjes en beschuldigt de man ervan voornemens te zijn met Danilo seksuele handelingen te gaan verrichten. De Vries geeft aan bewijs te hebben, te weten de opgenomen gesprekken tussen de man en Danilo. De ‘Hyves pedo’ verdedigt zich met de mededeling dat er tussen zeggen en doen bij hem een groot verschil zit. De vraag rijst nu natuurlijk of de omstandigheden een gerechtvaardigde aanhouding van de man met zich meebrengen. Hoe ver reikt wederom de vrijheid van meningsuiting? Mag je zeggen wat je wilt? Of wordt de uitingsvrijheid in dit geval begrensd door het strafrecht? Zeggen is anders dan doen, maar het kan wel lijden tot voorbereiding van - of poging tot ontucht. Heeft Peter R. de Vries hiermee een misdaad gesignaleerd of voorkomen, of kan Peter R. de Vries er zelf één worden verweten, te weten uitlokking? Krachtens art. 47 lid 1 onder 2 Sr wordt ook als dader van een strafbaar feit gestraft zij die het feit opzettelijk uitlokken.
Een cruciale vraag is ook of Peter R. de Vries wel bevoegd was tot aanhouding van de Hyves pedo. Peter R. de Vries mag dan handelen in de hoedanigheid van een misdaadverslaggever – hij blijft voor de wet gewoon ‘burger’. Op grond van art. 52 Sv is ieder, en daarmee dus ook burgers, bevoegd den verdachte aan te houden in geval van ontdekking op heterdaad. Nu de Hyves pedo niet reeds aan ontucht begonnen was, kan hij dáárvoor niet worden aangehouden. Wel kan hij wellicht worden aangehouden voor het voorbereiden daarvan of een poging tot -. Hiervan kan de man immers op grond van een redelijk vermoeden van schuld[20] wel als verdachte worden aangemerkt. pedo. Peter R. de Vries mag dan handelen in de hoedanigheid van een misdaadverslaggever – hij blijft voor de wet gewoon ‘burger’. Op grond van art. 52 Sv is ieder, en daarmee dus ook burgers, bevoegd den verdachte aan te houden in geval van ontdekking op heterdaad. Nu de
Ondanks dat de Hyves pedo op grond van Peter R. de Vries’ bevindingen is opgepakt en veroordeeld, blijven de volgende punten twijfelachtig:
- Is het bewijs rechtmatig verkregen? Bijstand aan opsporing door burgers mag in casu niet worden verleend, nu er geen sprake is van een misdrijf in georganiseerd verband[21], dan wel een terroristisch misdrijf[22]. Bovendien zou een dergelijke bijstand slechts bij bevel van de officier van justitie kunnen worden overeengekomen. Echter, in casu heeft Peter R. de Vries zelf de inwinning van informatie gestart.
- Nu er sprake is van een vraag van verhoor zou normaal gesproken de cautie[23][24] moeten worden gegeven. Aangezien deze vraag echter gesteld wordt door een burger wordt de cautie achterwege gelaten. Het verkregen bewijs mag niet meetellen nu verdachte door het niet geven van de cautie in zijn verdediging is geschaad.
Afsluiting
Tot slot wil ik eindigen met de afsluiting waar elke uitzending van Peter R. de Vries mee eindigt: kijk volgende week weer, dan heeft u in ieder geval een alibi. Hier spreekt Peter R. de Vries zichzelf én de wet tegen. Hoeveel verdachten - die zeiden tijdens het delict waarvan zij verdacht werden thuis tv zaten te kijken in hun eentje, konden zichzelf daarmee geen alibi verschaffen?
Eén ding is zeker: Peter R. de Vries mag dan een gedreven misdaadverslaggever zijn - van rechten lijkt hij in ieder geval géén kaas te hebben gegeten.
Suzanne van Duijn (1988) is masterstudent Informatierecht aan de UvA. Zij is tevens hoofdredactrice en blogger van Alibi.
[1] HR 26 juni 2001, LJN AA9800, NJ 2001, 564.
[2] Maria Mosterd, Echte mannen eten geen kaas, Amsterdam: Van Gennep 2008.
[3] Hendrik Jan Korterink, Echte mannen eten wel kaas, Amsterdam: Nieuw Amsterdam 2010.
[4] Peter R. de Vries’ programma heet ‘Peter R. de Vries misdaadverslaggever’.
[5] Onrechtmatige daad VII (Schuijt), aant.167. Mogelijk vloeit toepassing voort uit de doorwerking van art. 53 Sr in het burgerlijk recht. Vgl. de noot van Schuijt bij Hof Amsterdam 16 oktober 1997, Mediaforum 1998-1, nr. 2 (NIVO vs. Van der Velde e.a.)
[6]
[7] EHRM 28 april 2009, appl. 39311/05, NJ 2009, 522 (Karakó).
[8] HR 6 januari 1995, NJ 1995, 422.
[9] Onschuldig tot het tegendeel bewezen is.
[10] Art. 307 Sr.
[11] Art. 287 Sr.
[12] Art. 151 Sr.
[13] Art. 289 Sr.
[14] Eén getuige, geen getuige.
[15] Bij deze zaak – uitgebreid behandeld door Peter R. de Vries, was er sprake van een kennelijk valse bekentenis.
[16] Rb. Amsterdam 9 april 2010, LJN BM0001.
[17] HR 2 mei 2003, NJ 2004, 80.
[18] HR 21 januari 1994, NJ 1994, 473.
[19]
[20] Art. 27 Sv.
[21] Art. 126v Sv.
[22] Art. 126zt Sv.
[23] Art. 29 Sv.
[24] HR 2 oktober 1979, NJ 1980, 243.
1 opmerking:
Wauw, Suusje, wat een verhaal! Het is heel helder, logisch en interessant. Goed gedaan. Ik zet ook dit blog bij m'n favorieten. Liefs van Martine x
Een reactie posten